Borneo

7 juli 2013 - Kuching, Maleisië

Borneo, geheimzinnig, leeg, woest, met eindeloos regenwoud en koppensnellers, nog niet ingehaald door de moderne tijd, dat was tenminste ons wat naieve romantische beeld van dit eiland. Nou, toen wij aankwamen in Kuching, de hoofdstad van Sarawak, een van de twee Maleisische staten op Borneo, bleek dit een totaal verkeerd beeld te zijn. Kuching is namelijk een behoorlijk grote (700.000 inwoners), drukke, moderne stad met hoge kantoorkolossen, veel verkeer, veel hotels, ook dure (Hilton), restaurants waar je alles kunt eten wat je wilt, van Aziatisch tot westers, met Mc Donald, KFC en Starbucks, veel enorme shopping malls, banken en pinautomaten op bijna iedere straathoek, moderne musea en veel toeristen.

Kuching is trouwens ook een erg leuke, levendige stad met een mooie, gezellige boulevard langs de Sarawak rivier en een oud centrum met natuurlijk Chinatown en Little India en een koloniaal deel met gebouwen uit de 19de eeuw. Een ideale uitvalsbasis om de rest van Sarawak te bekijken, vandaar ook de grote aantallen toeristen. Je kunt naar de Iban, de voormalige koppensnellers in hun longhouses, je kunt allerlei nationale parken bezoeken, je kunt naar de grotten van Mulu, de grootste ter wereld, bekend van Planet Earth, naar een orang oetan rehabilitatiecentrum en nog veel meer. Wij moesten een keuze maken, want je kunt niet alles doen en we hebben gekozen voor de Iban, het Bako nationaal park en de orang oetan.

Eerst zijn we naar de Iban gegaan. Na een autorit van 4 uur en een tocht van 45 minuten in een gemotoriseerde kano kwamen we aan bij het longhouse waar we 1 nacht zouden overnachten. We werden verwelkomd door een vrouw die hard op een gong sloeg om onze komst aan te kondigen bij de andere bewoners. Het longhouse is, uiteraard, erg lang en er wonen 24 gezinnen. Enkelen wonen in een aparte woning vlakbij. De noodzaak om samen in een huis te wonen is namelijk minder groot geworden omdat het nu veiliger is dan vroeger. De Iban zijn, zoals gezegd, de voormalige koppensnellers, maar zij moesten zelf ook oppassen dat ze geen kopje kleiner werden gemaakt. Wij werden ontvangen door een aantal bewoners met wie wij, zittend op de grond, thee (of koffie) dronken op de veranda (een lange overdekte galerij). Sommige bewoners spraken redelijk Engels, maar de meesten kenden maar een paar woorden, zodat het toch lastig was om een goed gesprek te voeren. Onze gids, ook een Iban, maar hij woonde niet in dit longhouse, sprak gelukkig wel goed Engels. Hij zorgde voor het avondeten dat wij in de woning (eigenlijk 1 kamer met open keuken) van ons "gastgezin" opgediend kregen. Zittend op de grond aten wij samen met een andere toerist de rijst, groente en kip. Toen wij klaar waren kwamen een paar Iban bij ons zitten, waarna zij van de rest gingen eten. Het is de gewoonte dat de gasten eerst eten.

Na het eten volgde een ceremonie die hier iedere avond wordt opgevoerd, als er toeristen zijn. Het stamhoofd verwelkomde ons en schonk ons een glaasje (of meer) rijstwijn. Daarna werd er gedanst in traditionele kleding, waarna alle gasten (er waren nog meer toeristen gekomen) een leuk hoedje op kregen en werden uitgenodigd (gedwongen) om mee te dansen. Na afloop nam het hoofd de kadootjes in ontvangst die de toeristen hadden meegenomen. Wij gaven 24 schriften en evenveel pennen (24 was het aantal huishoudens). Wij sliepen die nacht onverwacht vrij goed onder onze klamboe, op een dun matje. Helaas moest ik (Marian) 's nachts naar het toilet en er waren wel toiletten (hoe ze eruit zagen zullen we maar niet precies beschrijven), maar deze waren buiten het longhouse en in ons geval precies aan de andere kant van het huis (dus erg ver weg). Bovendien regende het en was het er pikdonker. (De bewoners hadden zelf wel electriciteit, maar voor de toeristen hadden ze het authentiek gehouden, dus zonder verlichting.) Met mijn nachtblindheid en angst om "enge dieren" tegen te komen, had ik Paul gevraagd om met mij mee te gaan en gelukkig was hij hiertoe bereid (uiteraard niet blij). Wij stommelden vervolgens in onderbroek en doorzichtige poncho naar het toilet. Gelukkig is dit niet op de gevoelige plaat vastgelegd en hoefde ik die nacht maar 1 keer.

De volgende dag kregen we (alweer) een demonstratie blaaspijpschieten en bezochten we de akkertjes in de directe omgeving, waar peper en tapioca wordt verbouwd. De Iban maakten op ons een relaxte indruk. De kinderen gaan tot hun 13de naar school. Daarna leren ze andere vaardigheden, zoals jagen, manden vlechten en vissen. We zagen de mensen regelmatig gezellig bij elkaar zitten of liggen, op de veranda. Kinderen renden rond en honden en kippen scharrelden er tussendoor. Een totaal andere wereld dan de onze! Een vrouw woonde pas sinds een paar maanden in het longhouse omdat ze met een bewoner was getrouwd. Dat lijkt met toch wel erg wennen!

Bako National Park ligt op een schiereiland, bereikbaar met bootjes. Bij de steiger stond een groot bord met "Beware of crocodiles", je zult begrijpen dat we in het midden van de boot gingen zitten en onze handen binnen boord hielden. In Bako vind je neusapen, die alleen op Borneo bij mangrovebossen voorkomen. Toen we met onze gids Bong op het strand werden afgezet zagen we al snel een paar neusapen door de bomen slingeren. Het zijn grappige dieren en de mannetjes hebben inderdaad een enorme gok. Het schijnt dat hoe groter de neus, hoe meer kans ze maken bij de vrouwtjes. Er zijn dus paralellen met de mens, maar dan alleen met een ander lichaamsdeel. Wij zagen die dag nog meer neusapen, maar ze zijn moeilijk te fotograferen, omdat ze beweeglijk zijn en hoog in de bomen blijven. Makkelijker op de foto te krijgen was een "bearded pig" (baardvarken?), dat vlak voor ons het pad overstak. De tocht ging voor een groot deel door een mangrovegebied, waar gids Bong op een gegeven moment tussen neus en lippen door zei dat dat een ideale plek voor zoutwater krokodillen was. Hij had er alleen daar nog nooit 1 gezien, maar wij liepen vanaf dat moment toch wat minder onbekommerd rond. Krokodillen waren wel gesignaleerd bij een strand wat verderop, waar gezwommen kon worden, maar dan wel op eigen risico.

Vandaag is onze laatste dag op Borneo. Vanochtend waren we al vroeg in het "Semenggo Wildlife Rehabilitation Centre". Daar hebben we ongeveer 10 orang oetans gezien die rond 9 uur naar een van de twee voederplaatsen gingen om zelf hun bananen te pakken. Het is de bedoeling dat deze apen uiteindelijk weer terugkeren in het wild. Tot die tijd verblijven ze in deze beschermde jungle. Toeristen moeten op minstens 6 meter afstand blijven. Niet zo vreemd want ze zien er heel indrukwekkend uit en ze kunnen wel 144 kilo wegen. Het was leuk om ze in deze omgeving te zien klimmen, hangen en eten. Toch anders dan in de dierentuin.

Vanmiddag bezochten we "Sarawak Cultural Village", een mooi aangelegd park omringd door jungle en gelegen aan de Zuidchinese Zee. We zagen er eerst een show waarbij dansen van verschillende stammen, zoals de Iban, werden uitgevoerd. Daarna bezochten we 7 verschillende traditionele huizen, gebouwd door de betreffende stammen zelf. Het gaf een goede indruk van de manier waarop er door de diverse stammen gewoond werd (en vaak nog wordt).

We vliegen morgen weer terug naar het vasteland van Maleisie, naar Kuala Lumpur. Daarna zullen we nog een paar dagen relaxen op het eiland Tioman, aan de oostkust. Dit zal waarschijnlijk ons laatste reisverhaal vanuit Maleisie zijn, want op 17 juli gaan we naar Sri Lanka. Serawak is ons heel goed bevallen. Er valt nog veel meer te zien, dus wellicht komt er hier een volgende keer?

Foto’s

3 Reacties

  1. Maudy:
    8 juli 2013
    wat een leuke en mooie foto's; ik vind het erg leuk om jullie reisbelevenissen te lezen. Geniet van Srik lanka! groetjes uit een, eindelijk, zonnig Rotterdam, |Maudy
  2. Carla/Geert:
    9 juli 2013
    Nog 2 minuten internettijd. Nu in Spanje. Wat erg voor die Iban gastfamilie met zo,n grote eter als Marian.
    Tot binnenkort
  3. Koos:
    11 juli 2013
    Hallo ontdekkingsreizigers!
    Over een paar dagen gaan jullie dus naar Sri Lanka, ik zou graag mee gaan, het lijkt me een erg boeiend eiland, met, ook daar, veel Hollandse overblijfselen en eigenlijk pas sinds een aantal jaren weer veilig. Thee is natuurlijk het belangrijkste traditionele product (Ceylonthee), de Engelsen leerden van hieruit hun theecultuur kennen. Maar er moeten ook prachtige tempels te vinden zijn. Jullie hebben veel van Maleisie geproefd, ook van de eilanden, dat is natuurlijk niet te vergelijken met het Hollandse strand en tegen onze Rotterdamse Kralingse Plas. Wij hier hebben lekker weer, eigenlijk zelfs iets te koel, maar beter dan te warm. Morgen ga ik naar Diergaarde Blijdorp met Roni en daarna een etentje bij Dunya.
    Ik geniet best wel: gisteren gegeten bij Obba, op jullie advies. Wat een prachtig uitzicht op de Rijnhaven!